In dit vierde resultatenrapport onderzoeken wij de opvattingen over de democratische rechtsstaat van jongeren in de vierde klas van de middelbare school. Een belangrijk jaar, omdat dit het laatste jaar is dat we alle opleidingstypes kunnen vergelijken: na dit schooljaar zijn de 4-vmbo’ers namelijk van de middelbare school af. Het is ook een interessant jaar, omdat we kunnen gaan zien of sommige trends die wij waarnamen in het derde jaar doorzetten, of eerder een gevolg zijn van de Tweede Kamerverkiezingen en de COVID-19-pandemie in het derde jaar.
We trekken twee overkoepelende conclusies. Ten eerste zien wij dat leerlingen in de vierde klas gehecht zijn aan de democratie. Zij vinden het net zo belangrijk om in een democratie te leven als in jaar 3. De vertegenwoordigende democratie is nog altijd de populairste bestuursvorm. Ook lijkt het jongeren leuker om in de politiek te werken, hoewel het politiek zelfvertrouwen constant blijft. Daarnaast praten jongeren meer over politiek en samenleving met ouders, leerkrachten en vrienden dan vorige jaren. Alleen het eerder gestegen voornemen om later te gaan stemmen daalde terug tot het niveau van jaar 2. Tegelijk blijft het vertrouwen in ambtsdragers lager dan in jaar 1 en 2. Het vertrouwen in politici daalt zelfs verder. Het vertrouwen van jongeren dat politici luisteren naar mensen zoals zij en hun ouders is wat gestegen, maar nog steeds veel lager dan in de eerste twee jaren. Tot slot zien we dat jongeren in jaar 4 nog wat meer de nadruk zijn gaan leven op het individu dan op de gemeenschap: meer privacy boven veiligheid, meer vrijheid van meningsuiting boven anderen niet kwetsen, of meer je eigen zin krijgen boven je aan de wet houden. Deze trend moet begrepen worden tegen de achtergrond dat jongeren veelal geen uitgesproken posities innemen.
De tweede overkoepelende conclusie betreft de aanhoudende verschillen tussen groepen. De grote verschillen tussen opleidingstypes (vwo, havo en vmbo), die al sinds het begin van de middelbare school aanwezig zijn, blijven het belangrijkste groepsverschil. Vwo-leerlingen zijn het meest gehecht aan de democratie, hebben het meeste politiek vertrouwen en zelfvertrouwen, hebben de grootste neiging te gaan stemmen, en hebben de meeste politieke ambitie. Jongeren op het vmbo scoren op al deze kenmerken in vergelijking een stuk lager. Deze verschillen bestaan al aan de start van de middelbare school, en kunnen niet goed toegewezen worden aan de school. Ze kunnen voor een deel in stand gehouden worden door het vriendennetwerk van jongeren: het grootste deel van de beste vrienden komt uit dezelfde klas. Ook geven jongeren aan grotendeels dezelfde mening te hebben over politiek en maatschappij als hun vrienden.
Het volledige rapport is gratis te downloaden en vindt u hier.